Onteigening in de gemeente Maasbree

«Onteigeningswet»

Percelen, begrepen in het bestemmingsplan ’Bedrijventerrein De Kieën’

Besluit van 5 december 1995, no.95.008443 tot goedkeuring van het besluit van de raad van Maasbree van 23 mei 1995, no. 52/95, tot onteigening als bedoeld in Titel IV der onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 20 september 1995, no. MJZ95008556, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken.

Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Maasbree van 21 juni 1995.

Gelet op Titel IV der onteigeningswet.

De Raad van State gehoord (advies van 7 november 1995, no.W08.95.0520).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 29 november 1995 no. MJZ95023436 Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van Maasbree van 23 mei 1995, no. 52/95, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, 1°, der onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen perceelsgedeelten.

Overwegingen

Ingevolge voornoemd artikel 77 van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen perceelsgedeelten zijn begrepen in het bestemmingsplan ’Bedrijventerrein De Kieën’ der gemeente Maasbree. Blijkens het raadsbesluit tot onteigening wenst de gemeente Maasbree de daarin bedoelde gronden in eigendom te verkrijgen ter uitvoering van het zojuist genoemde bestemmingsplan.

In verband met het feit, dat ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening het bestemmingsplan ’Bedrijventerrein De Kieën’ nog niet onherroepelijk was goedgekeurd, is in het raadsbesluit onder meer bepaald, dat:

a. ten aanzien van de onderwerpelijke perceelsgedeelten geen dagvaarding als bedoeld in artikel 18 van de onteigeningswet zal worden uitgebracht voordat het bestemmingsplan ’Bedrijventerrein De Kieën’ rechtskracht heeft verkregen en

b. indien en voor zover aan het hiervoor bedoelde bestemmingsplan in hoogste instantie goedkeuring wordt onthouden het daarop betrekking hebbende gedeelte van het besluit vervalt.

De door de gemeente Maasbree ter plaatse voorgestane wijze van planuitvoering, zo heeft het terzake ingestelde onderzoek uitgewezen, behelst de realisering van verkeersvoorzieningen in de kern Baarlo dier gemeente.

Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 84, eerste lid, der onteigeningswet met ingang van 19 juni 1995 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen op de secretarie der gemeente Maasbree. Gedurende deze termijn zijn tegen het raadsbesluit bij Ons schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht door:

a. mr. E. F. J. A. M. de Wit te Leusden namens G. J. G. M. Peulen te Baarlo en

b. mr. R. Th. Kirpestein te Leusden namens W. P. M. Crienen te Baarlo.

Aan het bepaalde in artikel 86, tweede lid, der onteigeningswet, inhoudende dat degenen, die tijdig ingevolge het derde lid van artikel 84 bedenkingen naar voren hebben gebracht, vanwege Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de gelegenheid worden gesteld zich in persoon of bij gemachtigde te doen horen, is voldaan.

Overwegingen ten aanzien van de naar voren gebrachte bedenkingen

Ingevolge artikel 84, derde lid, van de onteigeningswet kunnen belanghebbenden, die tijdig hun zienswijze bij het gemeentebestuur naar voren hebben gebracht, gedurende de in het eerste lid van artikel 84 genoemde termijn, schriftelijk bij Ons bedenkingen naar voren brengen tegen een raadsbesluit als het onderwerpelijke.

Uit de stukken is gebleken, dat het onderwerpelijke onteigeningsplan overeenkomstig het bepaalde in artikel 80, eerste lid, der onteigeningswet junctis de artikelen 3:11, 3:12 en 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht met ingang van 27 maart 1995 gedurende vier weken op de secretarie der gemeente Maasbree ter visie heeft gelegen, binnen welke termijn schriftelijk of mondeling zienswijzen omtrent de onteigening bij het gemeentebestuur naar voren konden worden gebracht.

Niet is gesteld noch is gebleken, dat de reclamant onder a. gedurende de in artikel 3:13 der Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn mondeling en/of schriftelijk zijn zienswijzen bij het gemeentebestuur naar voren heeft gebracht. Deze reclamant kan derhalve krachtens voornoemd artikel 84, derde lid, der wet niet in zijn bij Ons naar voren gebrachte bedenkingen worden ontvangen.

Het door de reclamant onder b. bij Ons ingediende geschrift met bedenkingen is niet gemotiveerd. De reclamant is kenbaar gemaakt, dat hij zijn verzuim binnen een hem daartoe gestelde termijn kon herstellen en welke gevolgen nalating daarvan zou hebben. Nu de reclamant onder b. - ook na aanmaning - geen gevolg heeft gegeven aan zijn bij de indiening van dit geschrift vermelde voornemen om zo spoedig mogelijk op de ontbrekende motivering terug te komen, zijn er termen aanwezig hem in zijn bij Ons naar voren gebrachte bedenkingen niet te ontvangen.

Overige overwegingen

Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Maasbree worden geacht dat zij de eigendom van bovenbedoelde perceelsgedeelten verkrijgt en er bestaan geen termen aan het raadsbesluit tot onteigening de goedkeuring te onthouden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

vorengenoemd besluit van de raad van Maasbree goed te keuren.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met het raadsbesluit in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage, 5 december 1995 .
Beatrix.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,Margaretha de Boer.

Nr. 52/95

De raad der gemeente Maasbree;

gezien het voorstel van Burgemeester & Wethouders van 19 mei 1995

gelet op het bepaalde in titel IV van de Onteigeningswet;

dat de gemeente voor de realisering van het op 28 juni 1994 door de raad van de gemeente Maasbree vastgestelde op 31 januari 1995 onder nummer 95/3778M door Gedeputeerde Staten van Limburg in totaliteit, met uitzondering van artikel 5, lid 3 onder a van de voorschriften, goedgekeurde bestemmingsplan bedrijventerrein De Kieën, in de naaste toekomst dient te beschikken over ondermeer een gedeelte van de percelen kadastraal bekend gemeente Maasbree;

sectie M, nummer 690 ter grootte van ca. 398,40 m2

sectie M, nummer 689 ter grootte van ca. 783,45 m2

sectie M, nummer 694 ter grootte van ca. 472,50 m2

sectie M, nummer 693 ter grootte van ca. 22,40 m2

sectie M, nummer 143 ter grootte van ca. 100,11 m2

sectie M, nummer 142 ter grootte van ca. 134,75 m2

dat de onderhandelingen om bij minnelijke overeenkomst de eigendom van voormelde perceelsgedeelten te verwerven tot nu toe zonder resultaat zijn gebleven;

dat het plan tot onteigening ingevolge het bepaalde in de Onteigeningswet met ingang van 27 maart 1995 gedurende vier weken op het gemeentehuis ter inzage heeft gelegen;

dat van deze ter visie legging tevoren publikatie heeft plaatsgevonden in het Dagblad voor Noord-Limburg en Op d’n Baum, waarbij telkens is gewezen op de mogelijkheid gedurende voormelde termijn van tervisielegging mondeling of schriftelijk van de zienswijze te doen blijken.

dat toepassing is gegeven aan de procedure als vervat in de Algemene wet bestuursrecht zoals deze sinds 1 januari 1994 in artikel 80 van de Onteigeningswet is opgenomen.

dat binnen termijn van ter visielegging een pro forma bezwaar is ingediend namens de heer W. Crienen, Pratwinkel 5 te Baarlo;

dat betrokkene zijn zienswijze nader heeft gemotiveerd bij brief van 4 mei 1995 van zijn adviseur.

Betrokkene betwist de noodzaak van de onteigening aangezien hij de verbreding van De Kieënweg niet noodzakelijk acht. Voorts meent betrokkene dat er voldoende alternatieven zijn tot verbetering van die ontsluiting, waarbij de grondverwerving van hem niet nodig zou zijn. Tenslotte stelt betrokkene dat het voorgestane tracé voor De Kieënweg nog niet vast zou staan.

Ten aanzien van deze bezwaren wordt als volgt overwogen:

De te onteigenen perceelsgedeelten zijn noodzakelijk voor de verbreding c.q. aanpassing van De Kieënweg, zoals aangegeven in het bestemmingsplan ’Bedrijventerrein De Kieën’. Betrokkene heeft tegen dit bestemmingsplan geen bezwaren ingediend. Genoemd bestemmingsplan is weliswaar nog niet onherroepelijk, doch om die reden wordt in het onteigeningsbesluit ook bepaald dat geen dagvaarding zal worden uitgebracht voordat het bestemmingsplan rechtskracht heeft gekregen. Zoals dit laatste het geval is, staat de noodzaak voor de onteigening van de onderhavige perceelsgedeelten vast.

Het vorenstaande laat onverlet dat de gemeente de vrijheid behoudt om zo mogelijk met betrokkene alsnog tot overeenstemming te komen. Zulks staat echter het vervolgen van de onteigeningsprocedure niet in de weg. De bezwaren worden derhalve niet gegrond verklaard.

Dat nergens uit blijkt dat zonder verwerving van de onderhavige perceelsgedeelten door de gemeente het bestemmingsplan binnen een redelijke termijn wordt uitgevoerd in de vorm waaraan het meeste behoefte bestaat, te weten overeenkomstig voormeld bestemmingsplan;

Besluit:

1. de bezwaren van de heer W. Crienen ongegrond te verklaren en ten name van de gemeente Maasbree de bovengenoemde perceelsgedeelten, zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, grondtekeningen en lijst waarop zijn vermeld de kadastrale nummers, de grootte van de te onteigenen perceelsgedeelten en de namen van de kadastrale eigenaren, te onteigenen;

2. te bepalen dat:

a. ten aanzien van de onderwerpelijke perceelsgedeelten geen dagvaarding als bedoeld in artikel 18 van de Onteigeningswet zal worden uitgebracht voordat het bestemmingsplan bedrijventerrein De Kieën rechtskracht heeft verkregen;

b. indien en voorzover aan het hiervoor bedoelde bestemmingsplan in hoogste instantie goedkeuring wordt onthouden het daarop betrekking hebbende gedeelte van het besluit vervalt.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Maasbree van 23 mei 1995.

De Voorzitter.

De Secretaris.

stcrt-1996-10-p8-SC4965-1.gif

Behoort bij besluit van de Raad der gemeente Maasbree dd. 23 mei 1995 nr. 5295

Het advies van de Raad van State, het nader rapport en het oorspronkelijke ontwerp-besluit worden gepubliceerd in bijvoegsel ’Adviezen Raad van State’ bij Stcrt. 31 van 13 februari 1995.