Uitvoering Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer

Particuliere Transport Coöperatie B.A.

29 november 1996

Nr. RVI/UB-3690

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelezen het verzoek d.d. 23 augustus 1996 van Particuliere Transport Coöperatie B.A. (P.T.C.) te Rotterdam, daartoe schriftelijk gemachtigd door de opdrachtgever Eurokor Logistics B.v.b.a. te Antwerpen, hierna te noemen ’verzoeker’, om goedkeuring te verlenen aan een ontwerp-overeenkomst betrekking hebbend op artikel 18 onder d, f, g en h van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer;

Overwegende,

dat, op grond van artikel 17 lid 2 van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer, de Minister voorafgaande aan zijn beslissing tot goedkeuring de Commissie van Onafhankelijke Deskundigen dient te horen;

dat deze Commissie bij brief van 29 augustus 1996 heeft geadviseerd om op het verzoek van P.T.C., dat betrekking heeft op het vervoer van fosfaat van Terneuzen naar Doornik (B.), positief te beslissen;

dat de Commissie zijn positief advies als volgt motiveert: ’De Commissie adviseert u op deze aanvraag positief te beslissen en wel op grond van de overweging dat in dit geval door toepassing van artikel 18 h lading vervoerd kan worden die zonder deze toepassing niet in gelijke mate per binnenschip zou worden vervoerd. Daarnaast heeft de aanvraag betrekking op vervoer, waarbij goederen op een precies overeengekomen tijdstip moeten worden aangeleverd (artikel 18 f)’;

dat uit de door verzoeker overgelegde stukken met betrekking tot de toepassing van artikel 18 onder d, f, g en h, het volgende naar voren is gekomen:

Artikel 18 d en f:

’P.T.C. B.A. bevracht bij iedere afroep just in time om de navolgende redenen: het gehele transport vindt plaats volgens P.T.C.-planning voor risico van de P.T.C. B.A. levering in depot.

Bij het vaststellen van de losplanning dient met de volgende factoren rekening te worden gehouden:

- dat de aanlevering plaatsvindt door zeevaart;

- dat overslag plaatsvindt;

- dat natransport met vrachtauto plaatsvindt;

- het niet lossen op zaterdag, zon- en feestdagen.

De planning van lossen wordt de week voorafgaand vastgesteld en is maatgevend voor de correcte uitvoering van het transport.

De planning van laden wordt de week voorafgaand vastgesteld, maar is tussentijds afhankelijk van diverse factoren:

- aanlevering vindt plaats door zeevaart (aankomst te Terneuzen);

- beschikbaarheid van de overslaginstallatie te Terneuzen.

De P.T.C. is verantwoordelijk voor de gehele logistieke planning betreffende laden, vaartijd, lossen, overslag en natransport. Dit in overleg met zowel de verlader als de ontvanger.

Artikel 18 g:

De P.T.C. B.A. bevracht bij iedere afroep schipperskeuze. Meeladen vanaf 500 ton, dit om de beschikbare scheepsruimte (beperking leegvaart) zo efficiënt mogelijk te benutten en schipperskeuze voor een optimale beladingsgraad (met inachtneming van de te verschepen tonnage i.v.m. restant).

Artikel 18 h:

Het transport wordt nu voor plus minus twee derde uitgevoerd door de binnenvaart dit omdat de opslagcapaciteit van de ontvanger in het gunstigste geval circa 5000 ton bedraagt.

Het gedeelte wat niet direct verscheept kan worden i.v.m. bovengenoemde beperking wordt opgeslagen te Terneuzen en bij vrijkomende opslagruimte van de ontvanger per vrachtwagen aangevoerd.

Door deze overeenkomst wordt het gedeelte wat niet direct gelost kan worden i.v.m. de opslagcapaciteit van de ontvanger als liggen-varen bevracht en bij vrijkomende opslagruimte per schip aangevoerd’;

dat op grond van artikel 24 lid 2 onder b, c, en d van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer goedkeuring van de ontwerp-overeenkomst kan worden geweigerd indien:

b. bij het verrichten van aanvullende logistieke diensten of vervoer waarvan opslag of overslag deel uit maakt: de desbetreffende werkzaamheden niet geleverd worden voor rekening of risico van de vervoerder of het samenwerkingsverband;

c. bij het aanleveren van goederen op een precies overeengekomen tijdstip, in de overeenkomst niet is opgenomen:

1. een meldplicht voor de vervoerder jegens de opdrachtgever ter zake van oponthoud, of

2. een sanctie op het voor risico van de vervoerder niet nakomen van de verplichting tot aanleveren op de overeengekomen tijd en plaats;

d. bij overwegingen van concurrentie met andere wijzen van transport: de opdrachtgever niet aannemelijk maakt dat door toepassing van artikel 18 van de wet lading vervoerd kan worden die zonder die toepassing niet in gelijke mate per binnenschip zou worden vervoerd;

dat uit de door verzoeker verstrekte schriftelijke informatie is gebleken dat de werkzaamheden bij het verrichten van aanvullende logistieke diensten of vervoer waarvan opslag of overslag deel uitmaakt, worden geleverd voor risico van P.T.C. B.A., zijnde een samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 onder c van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer;

dat uit de door verzoeker overgelegde ontwerp-overeenkomst blijkt dat voldaan is aan het vereiste in artikel 24 lid 2 onder c van de Tijdelijke regeling vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer met betrekking tot het opnemen van de meldplicht en sanctie;

dat, gelet op de door verzoeker gegeven schriftelijke toelichting, gesteld kan worden dat aannemelijk is gemaakt dat door toepassing van artikel 18 van de wet lading vervoerd kan worden die zonder die toepassing niet in gelijke mate per binnenschip zou worden vervoerd;

dat voorts uit de door verzoeker overgelegde stukken kan worden opgemaakt dat artikel 18 onder g (een meer dan gebruikelijk efficiënte wijze van vervoer, waarvan voorbeelden zijn meelaadregelingen en bevrachtingen naar schipperskeuze) van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer, van toepassing is;

dat overigens geen andere omstandigheden zijn gebleken, die aanleiding geven om de goedkeuring te weigeren;

Besluit:

de door de Particuliere Transport Coöperatie B.A. te Rotterdam, daartoe gemachtigd door Eurokor Logistics B.v.b.a. te Antwerpen, overgelegde ontwerp-overeenkomst die betrekking heeft op artikel 18 onder d, f, g, en h van de Tijdelijke wet vrachtverdeling Noord-Zuid-vervoer, goed te keuren.


Rotterdam, 29 november 1996. De Minister van Verkeer en Waterstaat,
namens de Minister,
De Directeur van de Rijksverkeersinspectie,
voor deze,
M.J.G. van den Bosch.

Belanghebbenden die het met deze beschikking niet eens zijn, kunnen binnen 6 weken na de dag waarop deze beschikking is verzonden, zijnde 29 november 1996, een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift dient U te zenden aan de Rijksverkeersinspectie, Postbus 444, 7400 AK Deventer, t.a.v. de heer mr. M.W. van Heumen.

Tevens bestaat de mogelijkheid om tegelijkertijd een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Lutherse Burgwal 10 te Den Haag.