Bedrijfstakpensioenfonds voor bouwbedrijven
Bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 februari 2004, nr. UAW/CAV/99/43174, is op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 de deelneming in de Stichting Vroegpensioenfonds voor het UTA-personeel in de Bouwbedrijven verplicht gesteld tot de eerste dag van de maand waarop zij de 65-jarige leeftijd bereiken of zoveel eerder als het vroegpensioen ingaat voor:
1. werknemers die behoren tot het uitvoerend, technisch en administratief personeel in bouwbedrijven, waartoe in ieder geval behoren, maar niet beperkt tot, degene die functie vervullen in of ten behoeve van: de uitvoering, het bedrijfsbureau, de werkvoorbereiding, de calculatie, de planontwikkeling, het constructiebureau en de tekenkamer, de marketing en de verkoop, de inkoop, het beheer van materieel en bouwmateriaal, het onderhoud materieel, de kwaliteitscontrole van asfalt en/of beton, het milieu, de arbo, de kwaliteit, de administratie, de werkenadministratie, de salaris- en loonadministratie, de boekhouding, de geautomatiseerde administratie, de computerbediening, de programmering en de systeemanalyse, personeelszaken, de interne dienst, het secretariaat, de tekstverwerking, de reproductie, de receptie, de bediening van de telefoon, de bediening van de telex.
2. De onder 1 bedoelde bouwbedrijven zijn:
a. de ondernemingen, waarvan het bedrijf gericht is op produktie voor derden, danwel bouwwerken voor eigen rekening uitvoeren, met het doel deze aan derden te verkopen, te verhuren of op andere wijze ter beschikking te stellen.
De productie van het bedrijf is gericht op het gebied van:
1. het geheel of gedeeltelijk uitvoeren - met alle daartoe dienstige materialen en werkwijzen - van bouwwerken op het gebied van de Burgerlijke en Utiliteitsbouw, Grond-, Water-, Spoor-, en Wegenbouw, het Straatmakersbedrijf, het Heibedrijf, Kust- en Oeverwerken en het Grondborings- en bronbemalingsbedrijf en Buizenleggers- en kabellegbedrijf, alsmede werken die naar hun aard tot het bouwbedrijf moeten worden gerekend.
Onder bouwwerken worden verstaan respectievelijk daarmee gelijkgesteld: woningen, gebruiks- of bedrijfsgebouwen dan wel andere constructies van bouwkundige aard, ovenbouw en schoorsteenbouw, voor zover geen onderdeel van isolatiewerkzaamheden, alle dakbedekkingen niet zijnde bitumineuze of aluminium, zink lood of koper, egalisatie van terreinen, bouwrijp maken, funderingen, steigerbouw, grondwerken anders dan van agrarische aard alsmede cultuurtechnische werkzaamheden die geen direct verband houden met de uitoefening van het agrarisch bedrijf danwel het hoveniersbedrijf, rioleringsnetten, grondboringen-, pompput-, bronmalings-, sondeer- en buizenlegwerken, zinkers, doorpersingen en regeninstallaties, kust- en oeverwerken, hei- en funderingswerkzaamheden, spoorwerken, waterbouwkundige kunstwerken, bouwkundige voorzieningen voor land-, water- en luchtverkeer, sloopwerken, wegenbouw en bestratingswerkzaamheden en het leggen van kabels voor verschillende doeleinden (het leggen van kabels voorzover niet vallend onder de verplichtstellingsbeschikkingen van de Bedrijfspensioenfondsen voor de Metaalnijverheid en voor de Metaalindustrie).
2. Het uitvoeren van verbouwingen en/of onderhoudswerk aan bouwwerken en het herstellen, bekleden, conserveren en verfraaien van deuren.
3. Het uitvoeren op bouwplaatsen van onderdelen van bouwwerken (respectievelijk verbouwingen of onderhoudswerk); het elders vervaardigen van deze onderdelen wordt hiermee gelijkgesteld, indien de onderneming, die de onderdelen vervaardigt, tevens zorgdraagt voor de verwerking daarvan in het bouwwerk;
4. het verlenen van diensten op bouwplaatsen.
5. het tot stand brengen van bedrijfsklare projecten indien de totstandkoming daarvan mede uitvoering van een of meer bouwwerken omvat;
6. het verhuren van machines met bedienend personeel voor het verrichten van werkzaamheden bij de uitvoering van werken als hiervoor genoemd bij 2 sub a onder 1 tot en met 5;
7. asfaltproductie;
8. het aanbrengen van wegmarkeringen;
9.betonreparatie van constructieve aard en betoninjectering;
10. het afgraven van verontreinigde grond;
11. droge zandwinning;
12. het inspecteren; renoveren en reinigen van riolen, met uitzondering van huis- en bedrijfsrioleringen (loodgieterswerkzaamheden);
13. het opbouwen en/of plaatsten van verplaatsbare verblijfsruimten;
14. het verrichten van civieltechnische werkzaamheden;
b. met ondernemingen die werkzaamheden uitvoeren als hiervoor genoemd, worden gelijkgesteld:
1. de natuurlijke personen en rechtspersonen die bouwwerken of verbouwingen in eigen beheer doen uitvoeren met het doel het gebouwde voor zichzelf of voor de eigen onderneming in gebruik te nemen, dan wel ter beschikking van personeelsleden te stellen;
2. de natuurlijke personen en rechtspersonen die verbouwingen en onderhoudswerken in eigen beheer doen uitvoeren aan gebouwen, die zij in eigendom bezitten of in beheer hebben.
3. Met betrekking tot ondernemingen als bij 2 bedoeld, die tevens regelmatig producten van andere aard voor derden vervaardigen, in dier voege dat naast het bedrijf als bij 2 bedoeld ook een ander bedrijf wordt uitgeoefend, geldt het volgende:
a. ingeval in het kader van de gehele onderneming in hoofdzaak het andere bedrijf als bedoeld bij 2 wordt uitgeoefend, geldt de verplichtstelling voor alle bij 1 aangeduide werknemers die werkzaam zijn bij die onderneming, met dien verstande echter dat, indien het andere bedrijf wordt uitgeoefend in een afdeling die een administratieve eenheid vormt en zelfstandig is georganiseerd, de verplichtstelling niet geldt voor de werknemers die werkzaam zijn in deze afdeling;
b. ingeval in het kader van de gehele onderneming in hoofdzaak het andere bedrijf als bovenbedoeld wordt uitgeoefend, geldt de verplichtstelling niet voor de werknemers die werkzaam zijn bij die onderneming, met dien verstande echter dat, indien de bij 2 bedoelde werkzaamheden worden uitgeoefend in een afdeling die een administratieve eenheid vormt en zelfstandig is georganiseerd, de verplichtstelling wel geldt voor de bij 1 aangeduide werknemers die werkzaam zijn in deze afdeling.
Bij de toepassing van het hier bepaalde wordt het volgende in aanmerking genomen:
1. met de vervaardiging van producten voor derden wordt gelijkgesteld de verlening van diensten aan derden;
2. de omstandigheid dat een afdeling van de onderneming zelfstandig is georganiseerd, dient onder meer hieruit te blijken dat de werknemers niet, of niet dan bij hoge uitzondering, worden uitgewisseld.
4. In afwijking van het hierboven bepaalde geldt de verplichtstelling niet voor stagiaires aan wie geen loon wordt betaald, wakers, portiers alsmede vakantiewerkers en daarmee gelijk te stellen personen.
Eerstgenoemd besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.